13

Waar iemand heen gaat wordt natuurlijk ook
Bepaald door zijn vertrekpunt en de richting
Die hij zich nog kon geven. Maar ook wat
Er van de dingen rond hem wordt hangt af
Van hoe hij ze had leren zien: zo’n mugje
Dat zich te lang heeft overleefd kent daarom
Alleen nog maar de honger naar mijn huid
En ’t warme bloed eronder; en ook dat
Minder en minder. Daar komt bij dat ze
Slecht zien en horen, zodat eigenlijk
Nergens voor nog veel ruimte overblijft.

14

Men moest ook wijzer zijn tijdens zijn leven,
En zijn gezichtsveld niet laten ineen-
Schrompelen tot uiteindelijk verdwijnen;
Zou men ook eigenlijk niet andersom
Méér dingen zien, en meer zien in de dingen
Naarmate men meer tijd krijgt en meer kans
Omgeving in zich op te nemen, en
Voorwerpen te vervullen van het leven
Dat men zelf meebracht, en dat zijnerzijds
Verdicht raakt en veranderd, en nooit meer
Terug kan: één geworden met wat is.

15

En ongetwijfeld is het dan ook dank
Zij de geziene echte dingen dat
Een mens kan weten wat hem overkomt
Wanneer die gaan veranderen en zich
Niet langer laten vangen in hun eerste
Verschijningsvorm, maar in een alsmaar wilder
Verzwerven koers gaan zetten richting dood,
Richting vernietiging. Maar wat vernietigd
Gaat worden is degene die ze maakt,
Die ze instandhoudt en zichzelf laat blijven,
Die ze liefheeft en volgt — en dat ben ik.

8