7

Een glansplek op een kast, niet eens veraf,
Is warm en donzig drinken, en een voettocht
Van uren zou een klein insect als dit
Daar wel doen aankomen tenslotte. Maar
Een mug kan niet eens lopen: als er een
Ergens naar toe moet vliegt hij op en landt hij,
En is dan elders, en misschien wel waar
Hij heen wilde. — Wat doet hij dan met poten?
Grijpen, zich schrap zetten, de volle huid
Waarop hij staat omhelzen, voorbereiden
Op de doorboring en het diepe bloeden.

8

Lopen zou voor een mug een uitvinding
Zijn van de eerste orde, en misschien
Zijn honger, naderende dood en zo
Wel toestanden die daartoe kunnen leiden —
Alleen, een mugje dat al zo ver heen is
Als dit, het kan in eigen koortsig denken
Gedwongen zijn tot vondsten, maar die kan het
Nu nooit meer uitproberen, in de wereld
Leren aan anderen, en wèrklijk zien.
— Zo ken ik mensen, momplend over straat
Verdwaald in eigen waanzin, en vereenzaamd. —

9

Zoals sneeuw neerdaalt, wild, verwaaid, uiteen-
Vliegend naar alle zijden, en geen sneeuwvlok
Weet hoe hij deel is van het sneeuwen, zó
Gaan mensen en dieren verloren, zó
Onwetend ook van wat hen overkomt. —
Een dier dat niet beweegt kent geen afstanden.
Een mug die niet meer kan bewegen zal
Afstanden moeten afleren; dat niets
Meer verder weg is dan wat ook, maar zo
Ook alles ineens lichtjaren verwijderd
Van al het andere, en alles eiland.

6