This page: English | Jos Kunst home page: Nederlands | English
door Jos Kunst (1975)
Toelichting bij de LP Composers' voice DAVS 7475/3
No Time is door mij opgezet om de gedachtengang die aan Elements of Logic ten grondslag ligt voort te zetten en uit te breiden. De ambiguïteit, het centrale concept van de Elements, wordt hier ook ingezet in die aspekten die de grote vorm, de verbanden-op-afstand van een stuk bepalen.
Eerst wat kanttekeningen over zaken die men op de plaat niet kan horen. No Time is een stuk waarin twee solostukken, een voor basklarinet en een voor piano, ingepast zijn in ensembleverband; ze starten beide tegelijk op maat 67 en duren tot het eind. Deze stukken zijn ook zonder andere klarinetten en slagwerk combineerbaar en leveren dan het stuk No Time at all op. Uitgangspunt bij dit alles was de bedoeling de muzikale betekenissen en vormwerkingen zodanig te organiseren dat tengevolge van de combinaties zoveel mogelijk materialen, details en werkingen-op-afstand radikaal zouden veranderen.
Solo Identity I, de basklarinetmuziek vanaf mt 67, is een atletisch stuk, gekund niet in die zin dat alles je makkelijk afgaat, maar zo dat de moeilijkheid van de opgave hoorbaar worden moet: de atleet haalt het maar net, en niet zonder kleerscheuren. Maar hij haalt het. (Qua vorm lijkt het stuk op de hindernisbanen waarop soldaten het vak geleerd krijgen.)
Solo Identity II, de pianopartij vanaf mt 67, gaat van start als een uit elkaar vallende raket, en zal er in de loop van zijn hele duur niet meer in slagen zijn schroefjes en moertjes op een effectieve manier bij elkaar te brengen. Het blijft maar op een of andere manier 'omhoog willen', maar van alle middelen die eventueel redding zouden kunnen brengen krijgt er geen enkele genoeg tijd en/of expansieruimte om werkelijk een uitweg te kunnen bieden.
De twee Solo Identities zijn zodoende twee zeer verschillende stukken vooral doordat de speler in nummer 1 zijn onderwerp aan kan, zij het met moeite, en daardoor op een virtuoze manier een aantal uiteenlopende muzikale richtingen uitgaat, en die van nummer 2 zijn onderwerp niet aankan (op een hoger niveau is dàt natuurlijk zijn onderwerp) en het daardoor ziet vervagen tot een primitief omhoog-willen, dat op vele wijzen niet lukt. In het basklarinetstuk overwint de speler de obstakels, in het pianostuk domineert de heterogene verzameling obstakels.
Het duo voor basklarinet en piano, No Time at all, maakt gebruik van een zekere materiaalparalleliteit van de solostukken door ze 'in elkaar te passen' tot een nieuwe eenheid, een soort gevecht: de piano integreert zich, hij klinkt niet langer als de verzameling van 88 deelinstrumenten die hij eigenlijk is (iedere toets bedient er een!) en het élan van de basklarinet wordt ernstig door de pianoingrepen aangetast. Als duo werken ze allebei virtuoos, maar ook in zekere zin stationair. Het ensemblestuk No Time tenslotte probeert deze muzikale betekenissen weer in andere om te zetten en gebruikt daarvoor in de eerste plaats vormwerkingen, werkingen van relaties-op-afstand. De naar aanleiding van de Elements of logic beschreven ambiguiteiten spelen hierin weer de hoofdrol.
Ik loop het stuk nu door. (Ik zal mij daarbij geheel en al onthouden van commentaar op de uitvoering.)
A (mt 1-6)
Er wordt, door het kwartet van klarinetten, een muziek gespeeld die zowel tonaal is als atonaal. Tonaal in die zin dat er voortdurend verbindingen tussen consonante akkoorden te horen zijn die in verschillende richtingen tonaliteiten suggereren; atonaal in die zin dat geen van deze tonaliteiten ooit voltooid wordt, geen enkele krijgt de kans te gaan domineren, al was het maar voor even: ze neutraliseren elkaar volledig. De dynamiek is forte: een soort versnipperde pathetiek.
B (mt 6-28)
De muziek schakelt plotseling over naar pp. De opbouw in akkoorden blijft; de ritmiek blijft dezelfde; de consonantie wisselt onregelmatig af met dissonantie. Via een metafoor (dat levert dus een metafoor in de tweede graad op: muziek is er zelf al een! ) zou ik deze muziek willen kenschetsen als een 'haastig maar zeer voorzichtig voortsluipen over zeer ongelijke grond'. Daarin (mt 14-20) treedt dan, quasi-per-ongeluk, een snelle periodiciteit-met-syncopen op, uitlopend op een beperking van de intervallen tot kleine, dan een tijdelijk bevoren zijn van de muziek op 2 akkoorden, en dan (mt 19) zelfs op één: stilstand. Dan is de muziek even plotseling weer bevrijd van deze als het ware van binnen uit opgetreden beperkingen, en gaat weer door zoals vroeger. Een gebeurtenis als deze is tegelijkertijd wel en niet deel van de muziek waarin ze optreedt.
C (mt 28-66)
Het woodblock-statement van mt 28/29 dwingt de hoorder tot een heroriëntatie over het hele begin van het stuk. Er blijkt nog een tweede 'begin' op te treden, of, met andere woorden, het eerste (mt 1-28) was nog maar een deelmuziek.
Door een grote energie en felheid ('as loud and as sharp as you can') en door een ritmische formule die een deel lijkt van een veel langer en misschien al lang 'gedacht' proces (een versnellend accelerando: iedere volgende slag is naar verhouding met een grotere proportie korter — meer korter — dan zijn voorganger) tracht het woodblock-statement zijn lange afwezigheid als het ware te compenseren. En het zal daarna ook weer even duren voordat de muzikale laag die het vertegenwoordigt zich weer ondubbelzinnig zal manifesteren. In de klarinetkwartet-muziek is intussen een serie processen begonnen die erop gemaakt zijn altijd pas 'met terugwerkende kracht' opgemerkt te worden: als ze al even bezig zijn; het zijn 'verstijvings' processen, 'kramp' processen. Telkens lost de'kramp' plotseling op; daardoor komt de boodschap: 'weer als vroeger' sterk over, en die moet dan na korte tijd weer worden herzien: ambiguiteit. Achtereenvolgens: cis''' in alle accoorden (mt 28/29); Es-F in de bas (mt 30); Flz 'plak' tonen in alle instrumenten (mt 33/34); vaste 'closed loops' in ieder instrument (mt 34-36); etc. Meer en meer parameters (speelmanieren, dynamiek, instrumentatie, etc) raken gemobiliseerd om de verschillende manieren waarop het 'soepele sluipen' van B misgaat te helpen verwerken.
De globale richting waar de muziek zich nu in ontwikkelt is eigenlijk het best te omschrijven als een betekenisverandering van het toonhoogtenveld, gekoppeld aan een betekenisverandering van de rol van de individuele speler. De eerste betekenisverandering, die van het toonhoogtenveld, bestaat hierin dat grotere afstanden, die vroeger net zo gemakkelijk als kleine in één stap konden worden overbrugd, meer en meer 'werk gaan kosten', het toonhoogtenveld ontwikkelt een soort ingebouwde weerstand, een soort stroefheid. De klarinetmuzieken in de maten 45-50 en 57-60 zijn zelfs duidelijk afgeleid van stap-voor-stap chromatiek, en, in het tweede geval, zelfs van glissandi. Men zie: mt 58 3e tel tot mt 60 2e tel: een geleidelijke transformatie van een 7-stemmig akkoord naar een 4-stemmig; alle tonen horen thuis in een met constante snelheid bewegend (glissando!) rooster:
De geleidelijk optredende en met speel-moeite (speel-energie) verbonden emancipatie van individuele spelers zal dan ook gehoord worden in het perspectief van de (meer energie kostende) bewegingen in het toonhoogtenveld (en vice-versa; tenslotte is de individuele speler meestal het beste te localiseren in dat veld!). Ook in de parameters ritme, samenklank, dynamiek, articulatie en timbre treden veranderingen op die in dit verband begrepen zullen worden:
D (mt 67-eind)
Het opdelen van de muziek in fasen verliest zijn betekenis, vandaar de laatste 99 maten als één fase. Geleidelijk is er overgeschakeld van een monofone naar een polyfone bouw; na het woodblock-statement (begin C) is eerst het slagwerk (na mt 43; in mt 40/41 lukte het nog niet) en later ook de piano (pas na mt 50, en dan eerst nog verbonden met het slagwerk) zich tegenover het klarinettenkwartet gaan verzelfstandigen. Ook is de basklarinet losgeraakt uit het kwartet. De start van het duo piano/basklarinet levert dan toch nog een hevige ruk op naar een wezenlijk polyfonere situatie, gerealiseerd met minder instrumenten. De 'vertikale', in tegelijkertijd klinkende lagen verlopende, polyfonie wordt gecombineerd met wat logischerwijs 'horizontale' polyfonie moet heten: een afwisseling van verschillende muzikale aktiviteiten, zo georganiseerd, dat de op een gegeven moment niet klinkende muzieken niet vergeten mogen zijn: de hoorder wordt gedwongen meerdere zich ontwikkelende muzieken in zijn voorstelling vast te houden en te volgen. Dat levert een wezenlijk polyfone situatie op. In de solostukken voor piano en basklarinet zijn de articulatiepunten van de polyfonie tussen de noten aangegeven. De partituur van No Time reproduceert ze niet, zodat ik er hier beter niet op in kan gaan; ik kan er op verzoek alle inlichtingen over verschaffen. Hier interesseren ons voornamelijk de vorminvloeden die door de nieuwe omgeving worden uitgeoefend. Die zijn er in minstens 5 verschillende soorten.
Dit zijn allemaal details en losse voorbeelden. De totale werking van het stuk zou vanzelf aan de orde komen bij een uitputtende analyse. Hier moet ik een sprong maken als ik nog iets over de totale werking zeggen wil; anderzijds geloof ik ook dat de voorafgaande beschrijvingen allemaal als argumenten kunnen dienen voor de volgende totaalinterpretatie. Alles wat in het stuk gebeurt draagt bij tot een dialektiek tussen 'één/allemaal' aan de ene en 'méér-dan-een/veel' aan de andere kant. Doel is het wederzijds open en toegankelijk maken van die concepten. Eigenlijk: het maken van een nieuw concept waarin de genoemde, zonder iets van hun gepolariseerde spanning te verliezen, in een overtuigend, werkzaam verband tot wederzijds functioneren komen.
Jos Kunst home page Nederlands | Jos Kunst home page English | Sitemap