Johanna de Waanzinnige
Opera voor televisie

door Jos Kunst (1964)

Typoscript. Zie ook Zeven sinfonias uit Johanna de Waanzinnige.

Décor: T.V.studio. Camera's, draden, voorwerpen, muren en vloer. Technici. Niets maskeren. Musici opgesteld in een kring die genoeg onderlinge ruimte overlaat om andere spelers in staat te stellen de kring te betreden en te verlaten zonder iemand te hinderen.



                     Hoorn         Basklarinet
               
               Fluit          (+)          Fagot
               
            Fluit                              Fagot
               
               Piccolo                     Contrafagot
                  
                     Sopraan       Slagwerk

                            Dirigent

	

Personen:
S (sopraan): die dus zingt in de sinfonia's en speelt in de scènes.
A, B: twee heren in identiek donker pak, vlinderstrikje en bolhoed. A geeft zich d.m.v. schoudervullingen enz. een athletisch uiterlijk. B is in het bezit van een schaakspel met 2 velden en voor ieder veld een (nogal grote) koning.
C: pop gekleed precies als A en B, gezeten op een stoel in de kring. (+)

De gezongen (Spaanse) tekst bestaat uit fragmenten uit de rol van de Maan uit de derde acte van "Bodas de Sangre" van Federico García Lorca:

I
Cisne redondo en el río,
ojo de las catedrales,
alba fingida en las hojas
soy; ¡no podrán escaparse!
II
¿Quién se oculta? Quién solloza
por la maleza del valle?
la luna deja un cuchillo
abandonado en el aire,
que siendo aceche de plomo
quiere ser dolor de sangre.
III
¡Dejadme entrar! ¡Vengo helada
por paredes y cristales!
¡Abrid tejados y pechos
donde pueda calentarme!
IV
Pero me lleva la nieve
sobre su espalda de jaspe,
y me anega, dura y fría,
el agua de los estanques.
V
Pues esta noche tendrán
mis mejillas roja sangre,
y los juncos agrupados
en los anchos pies del aire.
¡No haya sombra ni emboscada
que no puedan escaparse!
VI
¡Que quiero entrar en un pecho
para poder calentarme!
VII
¡Un corazón para mí!
¡Caliente! que se derrame
por los montes de mi peche;
dejadme entrar, ¡ay, dejadme!

¡Tengo frío! Mis cenizas
de soñolientos metales
buscan la cresta del fuego
por los montes y las calles.

Sinfonia I. Camera: grote afstand, onbewegelijk. A en B nemen buiten de kring een afwachtende houding aan. Na het eind van de sinfonia (1'12") komen ze aarzelend en wat onzeker de kring binnen en gaan voor C op de grond zitten, kijken elkaar aan (de camera nadert intussen tot 1/2 afstand, blijft tijdens de volgende dialoog onbewegelijk)

Scène I
A.- Hm. Ja.-Ja?....
B.- Jij mag het zeggen, dat weet je wel.
A.- Dit is 'n station. (gebaar:) Tjoek tjoek tjoek, daar gaat 'n trein.
B.- Als ie maar op tijd komt om ons te halen.
A.- Ja, anders moet ik weer lopen met al m'n bagage!
B.- Jongen ik zit hier al drie dagen vast, de mijne is te zwaar om te dragen en er is geen kruier te bekennen hier.
A.- Wat zit er dan in?
B.- (korte blik op C) Och, niks.
A.- (wijst op C) Hij zeker?
B.- (kijkt de andere kant op) Ja.
A.- Daar zit je wel mooi mee in de kijkert hier. Je boft eigenlijk dat alle treinen hier doorrijden. Jezus nog toe!
B.- (kijkt A weer aan) Ben jij soms óók bang?
A.- Nee, wie dan wel?
B.- Ik.
A.- Ja, jij! (toon van: allicht!)
Stilte.
B.- Je vraagt me niet hoe ik hier zo kom. Waarom niet? Wil je dat niet weten? of interesseer je je niet meer voor wat ik doe?
A.- Nee.
B.- Waarom niet?
Stilte.
A.- (lacht) Ik zie jou hier nog niet wegkomen!
B.- Alleen niet, nee.
A.- (agressief) Precies!
B.- (bijt zich op de lippen, aarzelt) Je bènt bang!
A.- Moet je dat gras 's kaal zien zijn!
B.- Ja 't is helemaal dood.
A.- Is dat eigenlijk nog wel gras?
B.- Nekstro.

Sinfonia II. De camera blijft op 1/2 afstand, maar wordt bewegelijk. A en B ver- laten zo voorzichtig mogelijk, alsof ze bang zijn ontdekt te worden, de kring. Buiten de kring stellen ze omstandig Bo's schaakspel op op de grond en gaan zitten schaken: dit houdt in dat ze diep nadenken, net doen of ze een stuk verplaatsen willen, maar er voortdurend van af zien. De camera laat duidelijk zien dat het een ongewoon schaakspel is. Dit duurt tot het eind van sinfonia II (3'36"). Tijdens scène II camera 1/4 afstand, bewegelijk, vooral handen, voeten.

Scène II.
S.- (komt met uitgestoken hand op A en B toe, luid en duidelijk) Mijn naam is de Waanzinnige... de Waanzinnige... voorletter J. (B doet alsof hij in zijn zakken naar schrijfmateriaal zoekt, A negeert ostentatief haar hand, ze maakt er een verward gebaar mee, alsof ze er iets anders mee bedoeld had)
B.- Heb niks.
A.- (tot B) Laat maar.
S.- Wat een zon, wat een regen.
A.- (tot S) Ik heb U zojuist horen zingen, wat je zingen noemt dan. Mooi hoor.
S.- Ja ik heb wel mijn jour.
A.- Ik moet U trouwens zeggen dat er wel alle reden voor is ook. Ik ben blij dat ik niet in Uw schoenen sta.
S.- Waarom niet?
B.- Dat zegt hij tegen iedereen. Tegen mij zonet nog...
A.- (onderbreekt, tot S) Wéét U wel dat ik hier de enige ben die leeft?
B.- Nou, véél anderen zijn hier niet.
S.- (blik op C) Over hèm had ik nou niet willen praten.
A.- Hij? Dood is dood en.....dood is dood. Weg is weg.
B.- Ja, wie helpt mij hier weg?
A.- (ironisch) Hij.
S.- Wie is hij eigenlijk?
A.- Weet U dat niet?
B.- Bent U dat nu al vergeten?
S.- Nee. Ik heb hem goed gekend. Maar er is sindsdien iets gebeurd, zodat ik niet meer weet of hij 't is, of weet dat hij 't niet is, of nog niet. (gebaar van onmacht)
A.- Duidelijk bent U niet. Zal wel van dat zingen komen.
B.- (haastig tot S) Ja, is het niet alsof je ergens te dicht op zit, zodat je helemaal niet meer ziet wat het eigenlijk is? Ik bedoel helemaal dat het niet is wat je ziet, of, of...(zwijgt geschrokken en beschaamd, hand voor de mond)
A.- Goed dat jij het uitlegt.
Stilte.
S.- Ik moet iets bekennen.
A.- Doe dat nou niet.
B.- Wat?
A.- Verdomme ik heb geen zin om nog eens te horen wat ik al véél te lang weet om het niet vergeten te zijn. (zet zonnebril op en gaat ergens anders zitten.)
B.- Wat?
S.- Ik durf niet...vanwege hem. Nee, hem. (B aankijkend, geen gebaar)
B.- Heeft hij ermee te maken?.. Helpt U me weg hier met hem?
S.- Weg hier? Komen hier dan mensen?
B.- Ik heb hier nog geen levende ziel gezien.
S.- Waarom blijven we dan niet hier?
B.- We? Denkt U dat 't hier gezellig is? Zelfs gras ken hier niet groeien. Alleen een lang stenen perron, en treinen die voorbijrijden, waar je vroeg of laat onherroepelijk onder komt. Reken maar uit: één promille kans, de duizendste keer is het raak.
S.- Waarom dan nooit de eerste? En waarom zelfs de duizendste niet?
B.- U wilt te veel... Weest U menselijk, helpt U mij.
A.- (luid vanuit zijn hoek, sarcastisch) Als je doet wat je kunt, dan kùn je wat je doet!
S.- Ik heb gedaan wat ik niet kon. Ik kon het niet. Ik kon het niet.
Ik....(handen voor de ogen)
B.- Stil maar, zeg het maar.
S.- (kalmer) Ik zal U iets anders vertellen. 't Gaat over een vriendin van me. Die heeft haar man vergiftigd omdat ie niet van andere vrouwen af kon blijven. Iedereen denkt dat ie een kou gepakt had, maar ik weet wel beter.
B.- (zwijgt even) Als iemand de enige is die zoiets weet, dan is ie wel 't haasje. En als je iets wìl vergeten dan kan dat ook niet meer. En als er dan nog niemand is om het te vertellen....
S.- Er is niemand.
B.- Hier is iedereen al weg. En de treinen die hier nog langsrijden nemen iedereen hier voorbij, ze zeggen dat het hele land leegloopt. Ze zeggen dat er nergens meer gras of groene planten groeien daar. Iedereen krijgt ademnood, de planten zorgen niet meer voor zuurstof 's nachts. Kijk, dit gras is hier nog gegroeid, maar die kleur! Grauw, geel, wit. Grijs als lang dun haar op een kale kop. (zet zijn hoed af: het is zijn eigen haar)
S.- Nekstro.

Sinfonia III. Tijdens deze sinfonia zal de camera niets van A en B laten zien, maar voortdurend close ups maken van voorwerpen, muziekinstrumenten en hun détails, collega-camera's etc.; zo weinig mogelijk menselijks. Na het einde der sinfonia (2'8") wordt de close up-techniek aangehouden, de gezichten van A en B vullen het scherm (spreken en luisteren afwisselen) tijdens

Scène III.
A.- Zeg.
B.- Nee.
Stilte.
A.- Heb jij...
B.- (onderbreekt, geërgerd) Ssst! (schijnt te luisteren)
Stilte.
B.- (plotseling moedeloos, zucht) Jij hebt niets gehoord zeker?
A.- Nee. Wat zou hier te horen zijn?
B.- (kalm) Jij hoort nooit iets. Je ziet niets. Je hebt geen idee van wat er hier zou kunnen gebeuren. Jij zit aan alle kanten potdicht. Het lijkt wel of ik een soort filiaal van je ben, belast met informatieve taken. Gelukkig dat er niets meer te informeren valt want wat zou jij er nog mee doen?
A.- Doen?
B.- Niets dus. Niets. Dat zou ook niet meer hoeven trouwens want je zou toch wel weer te laat zijn met alles.
A.- Je bedoelt dat jij weer halverwege tussenbeide zou komen en alles onmogelijk maken verder.
B. - (steeds kalm) Nee.
Stilte.
A.- (ironisch) Door wiens schuld stonden we hier ook weer?
B.- Ik zal het je uitleggen. Het moet er maar eens van komen.
A.- Wat!!? Wou jij soms beweren dat het niet aan jouw onzinnig gesleep met.. ..met.... Moest dat nou absoluut mee?!
B.- Natuurlijk niet. Als jij er niet geweest was tenminste.
A.- En nu ik er dan wèl ben?
B.- Nu is hij er ook. En...
A.- (onderbreekt) Maar als jij er niet mee zat zou niemand er toch mee zitten?!
B.-(laat zich niet onderbreken) En jij bent het tenslotte die het gedáán hebt.
A.- (na even zwijgen) Te gemakkelijk,vriend,te gemakkelijk om mij nu het lijk achterna te dragen en mij alle schuld in de schoenen te schuiven, terwijl je weet dat ik het zonder jou nooit gedaan zou hebben.
B.- Ja wat zou je zonder mij dan ooit wèl gedaan kunnen hebben?
A.- Je ziet wat ik mèt jou gedaan heb.
Stilte.
B.- Je brein is traag. Je wéét al dat je hem gedood hebt en nog denk je dat je de trein maar hoeft te nemen om van hem af te zijn.
A.- Dat zou ik ook, zonder jou.
B.- Je kùnt niet zonder mij. Niet hem doden, niet hier weg. En ik neem hem mee als ik ga.
A.- En ik verdom het om jou hier weg te helpen als hij mee moet.
B.- Dan zitten we hier vast.
Stilte.
A.- Luister nu eens. Waarom moet hij nou eigenlijk mee? Waarom laat je hem niet hier als ik je dat vraag? Ik heb toch ook het mijne gedaan toen jij erover begon?
B.- (zacht) Juist niet. Luister goed. Je hebt gelijk, ik wilde dat je hem maar afmaakte, het beest. Maar je hebt iets anders gedaan, onherroepelijk iets anders. Hij heeft dat niet overleefd, maar dat is bijzaak geworden. Jij hebt hem niet gedóód, jij hebt hem iets gedaan en hij is daaraan gestorven. Ik heb hem niet gedood. Hij is niet dood. Hij leeft.
A.- En wat is dàt dan?
B.- Ik weet het niet. Als hij het is, is het de levende hij. Als hij het niet is, waar is hij dàn? Ik geloof dat hij ziek is, of gek. A.- (naar C kijkend) Jij denkt dus dat ik het beest niet goed genekt heb.
B.- Het is nog steeds mijn meester. Ik ben zijn beest.
A.- Je bent gek!!
B.- Wie niet?
Na deze repliek plotseling camera grote afstand, inzet Sinfonia IV, de camera draait om de spelers heen; A en B zijn binnen de kring, en worden voortdurend door de musici aan het oog onttrokken. (B blijkt zijn schaakspel weer in de zak te hebben gestoken.) De camera stopt op een plaats vanwaar A en B niet te zien zijn (verborgen bv. door het slagwerk). Na het eind van sinfonia IV (1'36"), plotselinge close up van het gezicht van S, onbewegelijk.

Scène IV.
S.- God, ze zijn weg. Ze zijn weg. Ik kon niet meer met ze praten, en ik heb 't toch echt geprobeerd - ze zijn weg. Ik bleef op 'n afstand en ze hadden 't over mij, 't leek wel of ze me lamlegden, of ze mijn woorden gebruikten, ik kon niet meer praten, ik was bestolen, ik was mezelf niet meer. God, ze zijn weg. Ik ben het weer,ik ben weer alleen, ik ben weer ongetrouwd. (zwijgt plotseling, kijkt even om zich heen, verontrust) Waar was ik? Als ik te lang doorga komen ze terug. Maar ik kan toch ook niet stoppen? Een mens kàn niet ophouden met denken. Stil, iets anders.- Wat een land. Alles is dood, een huid die verdroogt en versteent. Niets beweegt er meer. Er kan niets meer gebeuren, alles is al gedaan. Mijn man is dood.— Weet ik. Ikzelf heb hem vergif gegeven. Maar ik leefde al lang niet meer, het maakte niets meer uit eigenlijk. En hij kende mij toch? Ik heb alleen iedere kans op verbetering, op vrede, op onverschilligheid weggegooid. Dat was alles. Hij heeft zichzelf gedood. Ik heb me losgemaakt van zijn leven, maar het was het enige dat ik ooit gehad had en nu ik hem dood zie zie ik niets anders meer, er bestaat niets anders meer. Ik heb mezelf gedood. De dood is nu overal. Alles is dood, niets kan er meer gebeuren. Hoe kan een mens nog ademen. Hoe kan ik alleen zijn. Straks komen die twee weer, ze proberen op hem te lijken en ze praten over hem. Ze verstikken me. Alles wordt alleen nog maar erger.- Daar zijn ze.

Plotselinge luide inzet Sinfonia V. S close up blijft in het beeld, gedurende 6 seconden, maar gemengd met een shot van A en B die zitten te schaken op hun plaats buiten de kring; S maakt krampachtige mondbewegingen alsof ze wil spreken maar niet kan, A en B schijnen uit haar mond te komen. Dit alles duurt slechts 6 seconden. Tijdens de rest van de sinfonia verlaten A en B hun schaakspel dat dus alleen achterblijft. Shots van het verlaten schaakspel, van A, alleen, van B, alleen, ze ontmoeten elkaar niet en houden zich met onduidelijke dingen bezig, ieder voor zich, nooit samen in het beeld, nooit met het schaakspel. Ook dat verschijnt nog. Afwisselen. Na het eind van Sinfonia V (2'48") volgt een stomme scène van ongeveer 30", camera grote afstand, onbewegelijk. A en B gaan in de kring, houden zich gereed voor scène V, de musici maken zich klaar en zetten de Sinfonia VI in.

Onmiddellijk begint dan ook de scène V, waarin alle cameraafstanden elkaar afwisselen en de camera bewegelijk is. De timing zal aldus zijn dat A, na ongeveer 3 minuten, d.i. als de muziek van sinfonia VI rond nummer 180 is aangekomen, (blz 67), B zijn strikje om de hals legt. De dialoog is waarschijnlijk even tevoren al afgelopen,. A zal aarzelen de wurging metterdaad aan te vangen tot nummer 180 is bereikt.

Scène V is de volgende:
A.- Nog van gedachte veranderd?
B.- Natuurlijk niet. Hoe zou ik.
A.- Goed...goed.
B.- Wat goed? Hoezo?
A.- Zoals je wilt. Maar een ding moet je weten. Ik kan me nu niet meer door je laten leiden, zoals vroeger,want jij hebt niets meer waarom je hier nog weg zou willen, zoveel heb ik er wel van begrepen. Je hebt geen toekomst meer,je zit vast op hem. Je bent ongeneeslijk, je bent veroordeeld.
B.- En jij?
A.- Dat hangt ervan af.
B.- Hoezo?
Stilte.
A.- Ik kan hier niet zo blijven.
B.- Wat?
A.- Ik ben anders dan jij. Als jij aan de toekomst dacht koesterde je hem alsof je hem al bezat. Je maakte er meteen al verleden van. Jij leeft ruggelings! Het zal wel dat je hier kunt blijven zitten. Ik ben anders, ik moet altijd overal weg. Ik denk nooit aan wat ik heb, ik vergeet het. Ik denk eigenlijk niet, ik moet leven.
B.- (sarcastisch) Wel, gegeven onze lotsverbondenheid...
A.- (onderbreekt) Ik weet ervan.
Stilte.
B.- Nou, èn?
A.- (zacht, wegkijkend) Ik moet... ik zal jou ook moeten nekken.
B.- (geschrokken) Man je weet niet wat je zegt!
A.- (zwijgt even) Zal dan niet meer hoeven.
B.- Dàn niet,nee. Maar nu wèl! Wat hoop je toch! (krijgt ingeving) Hoop je op de laatste trein? Het is altijd de laatste trein. Het is altijd dezelfde. Wat wil je toch?
A.- (langzaam) Ik wil uit die cirkel. Ik wil de laatste trein, erop of eronder (lacht), en ik wil die kans lópen, jij zult ze me niet ontnemen. Ik wil niet de slaaf zijn van de slaaf van een dood beest.
B.- Hij is niet dood. Maar door mij te doden....alleen in mij leeft hij misschien nog. Ik ben zijn ziekte en zijn waanzin. Ik ben hemzelf. Ik....
A.- (onderbreekt) Luister naar me! Wat je zegt is krankzinnig, hij is dood, ik weet het en jij weet het net zo goed.
B.- Ik leef, hij leeft.
A.- Hij is dood en ik zal het bewijzen.
B.- Als het dan moet, probeer het. (hij zet zijn hoed af. A knoopt zijn vlinderstrikje los en komt langzaam op hem toe. Uit zijn ogen spreekt grote angst. B keert hem de rug toe en buigt het hoofd. A slaat hem het strikje om de hals en trekt aan. B zinkt op de knieën, verdwijnt uit het beeld. Van het gezicht van A is zijn inspanning duidelijk af te lezen. Dit duurt even, dan gebeuren nog tijdens het einde van sinfonia VI de volgende 2 dingen:

  1. de camera gaat achteruit en laat in een soort "tableau" achtereenvolgens in zijn blikveld verschijnen de hoofden van B *, (rustig duidelijk ademhalend, gelaten en bleek) S, en C, in deze volgorde, met zo min mogelijk dingen buiten deze.
  2. Men hoort het aanzwellend, zijn maximum bereikend en weer wegstervend geluid van een trein, die op topsnelheid door een station rijdt; het maximum zal ongeveer bereikt worden bij het eind van sinfonia VI, en na het wegsterven sluit Sinfonia VII onmiddellijk aan. Tijdens deze slotmuziek zal de camera van 1/2 afstand tot close up naderen tot de en profil getoonde S, die zich zo onbewegelijk mogelijk houdt, (haar gezongen partij maakt dit meer mogelijk naarmate de sinfonia (54") vordert.) onbewegelijker naarmate de camera dichterbij komt, en helemaal tot "foto" wordend in de slot close-up die samenvalt met de laatste maten muziek.)

* Ik heb het idee dat dit A moet zijn in plaats van B. B is toch net gewurgd? (JPK)