Drie sonnetten van Gérard de Nerval

vertaald door Jos Kunst (1987)

Artémis

La Treizième revient... C'est encor la première;
Et c'est toujours la seule, - ou c'est le seul moment;
Car es-tu reine, ô toi! la première ou dernière?
Es-tu roi, toi le seul ou le dernier amant?...

Aimez qui vous aima du berceau dans la bière;
Celle que j'aimai seul m'aime encor tendrement:
C'est la mort - ou la morte... O délice! ô tourment!
La rose qu'elle tient, c'est la Rose trémière.

Sainte napolitaine aux mains pleines de feux,
Rose au coeur violet, fleur de sainte Gudule:
As-tu trouvé ta croix dans le désert des cieux?

Roses blanches, tombez! vous insultez nos dieux,
Tombez, fantômes blancs, de votre ciel qui brûle;
- La sainte de l'abîme est plus sainte à mes yeux!

Horus

Le dieu Kneph en tremblant ébranlait l'univers:
Isis, la mère, alors se leva sur sa couche,
Fit un geste de haine à son époux farouche,
Et l'ardeur d'autrefois brilla dans ses yeux verts.

‘Le voyez-vous, dit-elle, il meurt, ce vieux pervers,
Tous les frimas du monde ont passé par sa bouche,
Attachez son pied tors, éteignez son oeil louche,
C'est le dieu des volcans et le roi des hivers!

‘L'aigle a déjà passé, l'esprit nouveau m'appelle,
J'ai revêtu pour lui la robe de Cybèle...
C'est l'enfant bien-aimé de d'Hermès et d'Osiris!’

La déesse avait fui sur sa conque dorée,
La mer nous renvoyait son image adorée,
Et les cieux rayonnaient sous l'écharpe d'Iris.

La Tête armée

Napoléon mourant vit une Tête armée...
Il pensait à son fils déjà faible et souffrant:
La Tête, c'était donc sa France bien-aimée,
Décapitée aux pieds du César expirant.

Dieu, qui jugeait cet homme et cette renommée,
Appela Jésus-Christ; mais l'abyme s'ouvrant,
Ne rendit qu'un vain souffle, un spectre de fumée:
Le Demi-Dieu, vaincu, se releva plus grand.

Alors on vit sortir du fond du purgatoire
Un jeune homme inondé des pleurs de la Victoire,
Qui tendit sa main pure au monarque des cieux;

Frappés au flanc tous deux par un double mystère,
L'un répandait son sang pour féconder la Terre,
L'autre versait au ciel la semence des dieux!

Artemis

De dertiende keert weer... en 't is nog steeds de eerste;
De enige... - één ogenblik, en nooit voorbij?...
Want zijt gij eerste, of ook laatste koningin in mij,
En koning gij, als haar minnaar de laatste, of de Ene?...

Heb lief wie U eens liefhad, van de wieg tot het graf;
Die ik liefhad - als enige! - heeft mij nog altijd lief:
't Is de dood - of de dode... o vreugde, o verdriet!
Zie, zij draagt in haar hand de stokroos als staf.

Napolitaanse heilige, Uw handen dragen vuur,
Roos met het donkre hart, Sinte Goedeles bloem -
Vondt gij dat zwarte kruis in de hemelwoestijn?

Neer, witte rozen, neer uit der goden natuur!
Regent neer, uit uw brandende hemel verdoemd:
De heilige van de afgrond zal de heiligste zijn!

Horus

De god Kneph rilde, en de ganse aarde sidderde.
Isis, de Moeder, rees omhoog van haar sponde,
En haar haat jegens hem, met wie zo lang verbonden
Zij was geweest, weer in haar groene ogen schitterde.

‘Zie deze grijze god, riep zij, hier sterven als een hond,
Alle mist van de wereld komt uit zijn mond,
Zijn kromme poten bind ik en zijn troebel oog verblind ik -
Laat hem vulkaangod zijn en koning van de winter!

De adelaar voorbij, roept nu de nieuwe geest mijn naam,
Voor hem heb ik Cybeles bruidstooi om gedaan...
Hij is 't geliefde kind van Hermes, - van Osiris...’

En de godin vlood op haar gouden hoorn-schelp heen,
De ganse zee mengde haar spiegelbeeld dooreen,
En de hemelen gloeiden in de kleurensjerp van Iris.

Het gewapend Hoofd

Napoleon zag, stervend, een gewapend Hoofd...
En hij dacht aan zijn zoon, al ziek en zeer verzwakt:
Dat Hoofd was dus 't geliefde Frankrijk, hem ontroofd,
Onthoofd neerliggend vóór hem, nu zijn doodsuur aanbrak.

God, oordelend toen deze man en zijn roem,
Riep Christus; maar de afgrond, opengaand,
Gaf slechts haar eigen adem, leeg, en onbenoemd:
De Half-God, overwonnen, was weer opgestaan.

Toen zag men uit het diepste vagevuur
Komen een jonge man, in tranen van triomf,
Leggend zijn witte hand in die des hemelkonings;

En een geheime Wond verbond hen in dit uur:
De een gaf 't bloed dat hier tot aardse wasdom komt,
De ander stortte dáár het hemels zaad der goden!


Uit: Hollands maandblad: 28 (1986-1987) 472 (maart 1987) 40-43.