Drie sonnetten

door Jos Kunst (1988)

I

BOOMWONING voor ons oude bodemvogels
Altijd nog struiser dan een moeder moe
Boomwoning in de bovenwoningboom -

Waarom toch trekt het altijd naar U toe
In ons, blijft het vergevende vergeten
Aan ons voorbijgaan, en wijzelf voorgoed

Uw eeuwige afwezigheid verweten
Door eigen trouw en tederheid verteerd -
Godin, gij, ongenadig hoog gezeten

Regerend de herinnering, zo zeer
Vertakt, verworteld in de oude leer
Die deze wereld is, dat van rechtswege
Wij U ten laste, laat Uw zwijgen jegens
Ons blijven, maar dit niet óns spreken meer.

II: Entropie

HERINNERING, een mondvol warme watertanden
Nooit weggeslikt waar sluike zoete melk verkleeft
De wanden van de keel, in de borstholte hangt de

Donkere oude aap, de voorvader, hij heeft
Het inktzwart glanzend ondoorzichtig oog geopend
Op 't dichte weefsel rondom, in hem overleeft

Het willen van weer ouderen, 't gedroomde lopen
Over de takken als altijd: de binnenboom
Waar hij in hangt zal onontkoombaar zich ontknopen

En vrucht dragen naar buiten; 't vochtig chromosoom
Buiten de cel, 't onzichtbaar zwart koolstofatoom
Door 't nieuwe licht doorboord - het overleeft, veranderd.
Alles treedt aan het licht. De vaderlijke schande
Keert weer, en wordt verzoend, aan 't lichaam van de zoon.

III

ZIE! - EMPERORS & DOLPHINS op de rolgordijnen
In koele algoritmen en in watergroei
Eénmaal verenigd, ter mysteriebeurs verdwijnend

In de gespekte voering van de hoogste hoed -
Wacht nooit! - en reken nimmer op de nodeloze
Genade van de zegenende rentevoet

Der vaderen. Zijzelf, van oudere osmose
Doortogen, hun doctrines drinkend aan de bron
Van andermans nocturnes, leefden naar het boze

Besef der vroegste jeugd, het heldere verbond
Der tegendelen, die zich weren, onverzoend
En ongezien, tegen de woorden uit de mond
Der voorsprekers. Niemand verstond de taal meer toen
Elk eenmaal zijn vergeten wereld vóór zich vond.


Uit: Hollands Maandblad: 29 (1987-1988) 483 (februari 1988) 38-39.