Penthesileia

door Jos Kunst (1981)

1

Weidelandschap
Hoogspanningsmasten
Schrijdend doorheen
Het groeiend licht

Dat deze plek
Rondom belaagt
Zuiver gevaar
Verzamelt zich

De draden huilen
Boven ons: hoor
Het hondenkoor

2

Weidelandschap
Met schrijdende
Hoogspanningsmasten
Aan draden gevangen

Huilende honden geven
Elkaar de kus des doods
Hun roepen gaat verloren
In de omsingeling

Van 't ochtendlicht waarin niemand
Van horizon tot horizon
Nog plaats om zich te bergen vond

3

Weidelandschap met schrijdende hoogspanningsmasten
Van horizon tot horizon. De dageraad
Nadert van overal. Twee valse honden geven
Elkaar de kus des doods; hun roepen gaat verloren.

Naamloze angst staat om ons heen, waar wij elkaar
Ontmoeten, toch nog onverwacht; verwilderd ik,
En gij de riemen straktrekkend, met in Uw blik
Niets van herinnering, en met een kort gebaar

Geeft gij mij nog respijt; maar aan de felle strik
Rukt het geteisem, en gij zult mij zonder schrik
Verscheurd zien worden, - gij, die lotgenote waart.

4

Weidelandschap met schrijdende hoogspanningsmasten
Van horizon tot horizon. De lucht is ijl,
De grassen veel te dik. Huilende honden geven
Elkaar de kus des doods; de aarde golft en siddert.

Mijn leden liggen uitgespreid, en boven mij
Onder de grijze helm Uw lichte ogen leeg,
Nietsziend, zonder herinnering, zinledig zenith
Waartegenover neerligt mijn geopend lijf,

Hun nadir duister en bebloed; tussen ons in
Alles en niets: de dood die ons voortaan verbindt;
Het leven dat voor U en mij nog overblijft.

5

Weidelandschap met schrijdende hoogspanningsmasten
Van horizon tot horizon; hoog, ongerept
En steil elkaar intomend in het zwevend web
Dat wegtrekt allerwegen ijl en onbelast en

Vergeten wie hier achterblijft de onverschanste
Verliezer weerloos uitgestrekt - zie mij, ik heb
Geen adem meer, geen samenhang die leven schept,
Mij in mijzelf verankert of mij in het vaste

Bestek van 't eigen lijf nog invangt, en ik ben
Overal heen op weg geraakt, en afgewend
Gehangen in de lijnen van dit rijzend raster

Noot. In Kleists versie van het Penthesileia-verhaal laat zij tenslotte al haar honden op de ongewapende Achilles los: haar oplossing voor het probleem van hun liefde (en dat van zijn hiel).


Uit: Hollands maandblad: 22 (1980-1981) 400 (maart 1981) 19-20.

Gedeeltelijk ook verschenen in: Kunst, Jos. Niemand blijft ooit zichzelf: gedichten. Amsterdam: Meulenhoff, 1982. (1 en 2 ongebundeld.)