Noten kraken

door Jos Kunst (1970)

Oorspronkelijk verschenen in: Ouverture: orgaan van Rotterdams Philharmonisch Orkest: 4 (1969-1970) 10 (juni-juli 1970) 275.

De actiegroep 'De Notenkraker' heeft zoals bekend sinds het begin van dit concertseizoen op velerlei wijze uiting gegeven aan zijn onvrede met het Nederlandse muziekleven in zijn huidige vorm. Op uitnodiging van de redactie van 'Ouverture' schreef de componist Jos Kunst – enkele dagen vóór de openbare discussie in Amsterdam op 22 april j.l. – onderstaande beschouwing waarin, naar wij menen, de denkbeelden van de Notenkrakers helderder dan voorheen zijn geformuleerd. ledere reactie of aanvulling uit onze lezerskring zien wij met belangstelling tegemoet.

Red. 'Ouverture'.

Wanneer men inlichtingen verschaffen moet over een aktiegroep als de Notenkraker doet men verstandig te beginnen met het rechtzetten van enige hardnekkige misverstanden. Ten eerste: de Notenkraker is géén belangenclubje van gefrustreerde componisten van nieuwe muziek. Het is een fluctuerende groep waarin naast componisten ook instrumentalisten, musicologen, muziekstudenten, studenten en anderen te vinden zijn. Wat zij beogen is niet: méér nieuwe muziek op de programma's, maar een programmering die niet de stukken uit één bepaalde (korte) periode van alle muziek hanteert. Zij ontzeggen een symfonieorkest niet zijn bestaansrecht, maar stellen wel dat dit ensemble er maar één is uit de vele in het verleden ontwikkelde en in de toekomst mogelijke, en trekken daaruit de conclusie dat de in Nederland vandaag funktionerende instituten, qua samenstelling en qua programmering (de twee hangen ook samen) zich eigenlijk schuldig maken aan een soort geschiedvervalsing: zij verschaffen eenzijdige en daardoor valse informatie. Dit is een zeer ernstige zaak. Het is namelijk antidemocratisch.

Wanneer vandaag zo velen om democratisering vragen, hangt dit samen met een fundamentele onvrede met een democratie die op opiniepeiling, en enkel en alleen daarop, berust. Want democratie wordt volstrekt manipuleerbaar wanneer er geen garanties zijn voor een optimale informatie: ze wordt dan eigenlijk buitenspel gezet, ze is geen democratie, macht aan de basis, meer, maar een zinledig ritueel om het domme, want domgehouden volk zoet te houden. Tegenover deze opiniepeilingsdemocratie wordt het ideaal van een opinievormingsdemocratie gesteld, waarbij in desnoods langdurige discussie de bij een bepaalde problematiek betrokkenen het onderling eens worden, elkaars opinie vormen: een proces dat geheel en al aan de basis plaats vindt. De overheid mag toeluisteren en moet in beginsel gewoon gehoorzamen; dat is democratie.

De muziek speelt hierin de rol van alle dingen die men tot de 'cultuur' rekent: zij oriënteert de mens in zijn wereld, identificeert voor hem die wereld. Muziek kan daarom gebruikt worden, en misbruikt. De moeilijkheid is nu dat muziek zich zoveel gemakkelijker laat misbruiken dan de meeste andere zaken. Het is genoeg haar te verpakken in een esoterische waas, haar te presenteren in een quasireligieus ritueel, en de betekenis van het ricueel is al in staat (voor een medeplichtig of zelfs alleen maar gehoorzaam publiek) die van de muziek zelf volledig te maskeren. En dat is gebeurd.

Aan de muziek van een bepaalde, korte periode wordt door programmering en concertritueel de rol toebedeeld, de betekenis gegeven van de muziek tout court. Muzieken uit andere tijden en in het algemeen van andere herkomst worden gedegradeerd tot bijzaak, en zelfs als een soort randverschijnsel geannexeerd: in die rol vergroten ze alleen nog maar het prestige van de centrum-muziek. En het is zeker niet toevallig dat de voor de genoemde centrale rol bestemde muziek dateert uit de tijd waarin de nu nog heersende klasse zich als zodanig heeft geconsolideerd: het is de muziek van de bourgeoisie, haar bezit, en concerten zijn door haar gemaakt tot rituelen waarin zich haar identiteit, haar gezicht en haar macht, telkens opnieuw bevestigen en fixeren. En omdat ook deze muziek in oorsprong dynamisch was en vitaal, moeten wij zeggen dat ze, in deze onderwerping aan een onproduktieve klasse, een fossiele groep, vervalst is.

Wat de Notenkraker in dit stadium wil, is deze zaken aan het licht brengen, vragen om discussies waarin werkelijke democratie een gezicht kan krijgen, en waarin alle bij de muziek betrokkenen zichzelf en elkaar rekenschap geven van de werkelijke betekenis van wat zij doen, en van wat zij zouden kunnen doen. Want zou de muziek niet, in plaats van rituele stabilisator te zijn van de bestaande orde, een soort katalysator-rol kunnen spelen in een voortdurend veranderende wereld?